THEO NAESSENS | beeldend knutselaar

De zon gaat twee minuten voor half zeven op. En ik een paar minuten later zodat ik om kwart voor zeven bij de hoek van de straat ben en kijk naar drie hoge luchtballons. Ik volg ze tot de kapelweg waar ik ze probeer te fotograferen en zelfs ingezoomd op de video te zetten. Ik loop zelf in de schaduw, de zon schijnt op de hoge ballon. Mijn blik rommelt tussen telefoon en luchtruim. Dan doet mijn rechtervoet iets vreemds, ik haak ergens achter, ik verstap me, of verzwik ik mijn voet. Achteraf weet ik niet eens echt hoe ik val, alleen mijn elleboog, mijn linkerhandpalm en mijn linkerbil hebben de grond vol bereikt. Ik heb een camera om mijn rechterschouder hangen en de telefoon dweilt ook over de stoeptegels. Ik vloek hardgrondig maar tot mijn verbazing ben ik nauwelijks kapot en zelfs mijn dierbare Sony A6000 met mijn 21mm lens lijkt het ondanks een paar rauwe randen nog te doen. De rest van de dag heb ik last van de spieren in mijn onderrug, de opdoffer via mijn linkerbil heeft de boel volkomen verkrampt, lopen gaat moeizaam. Maar wat me vooral bijblijft is die kwart seconde, waarin een iets opgewipte stoeptegel mijn nog niets vermoedende onschuldige wandeling, onderuithaalt, hoe lopen stopt, dit lijf draait zwaait en stompzinnig neerklapt. En stilligt. Bijna het gevoel of ik even een achtste seconde niet bij bewustzijn was, waarna ik in de volgende deelseconde de laatste dertig centimeter vlak boven de grond weer mee doe, het zachte vel de beton raakt, het harde doordreunt door mijn slappe lijf en er dan een paar seconden niets is. Hoogstens de gedachte, wat is er nu allemaal kapot.