Het ziet er nogal agressief uit, en dat is het ook. Maar het is niet erg. Toen mijn moeder in 1985 stierf waren wij, de kinderen, ineens rijk, zo voelde het. Mijn broer en ik gingen naar Stafhorst en kochten ieder een videorecorder. Hij kocht ook nog een auto en ik kocht een duur horloge. Deze Seiko kostte 300 gulden, een vermogen. Hij was zelfs waterdicht, al was de lol van douchen met mijn horloge er snel af. Tot mijn teleurstelling beschadigde het glas pijlsnel , de rand stak boven het metaal uit, wat ik steeds een idiote constructiefout ben blijven vinden, maar verder liep het horloge perfect. Een paar seconden per maand verschoof de tijd, maar ik kon iedere trein halen. Ook deed ik ongeveer vijf jaar met een batterij, ik was apetrots en droeg het dag en nacht. Pas een jaar of tien geleden deed ik hem af, hij lag in een laatje naast mijn bed en wanneer ik toevallig in de buurt was hoorde ik hem piepen om half twaalf ’s middags. Het alarm ging dan af. In de bijna veertig jaar dat ik het horloge had is het me niet gelukt te voorkomen dat het wekkertje piepte, welke combinatie van de vier knopjes ik ook probeerde, hij moest één keer per dag piepen. Kort geleden ontdekte ik dat het schermpje weer blank was, de batterij was op. En nee, het is voorbij, ik draag geen horloge meer, zelfs geen smartwatch. De juwelier had me bij de laatste batterij verteld dat het hem nauwelijks lukte de deksel los te schroeven. Ik wil het horloge nu afdanken, maar toch, ik ben sentimenteel. Misschien kan ik het dekseltje bewaren. Uiteindelijk heb ik met deze lijmklem, een hamer en een priem de schroefdraad in beweging gekregen. De rest, de armzalige resten breng ik weg naar het groot vuil, waar hij mag rusten tussen de kleurentelevisies, de oude computers en de afgeschreven antwoordapparaten.