Dagenlang niet gewandeld. Gammele oude man. In het Zweeds? betekent gammel ook oud meen ik me te herinneren. Afgelopen twee winters stookte ik mijn huis overdag hoogstens tot 15 graden warm, met veel truien, een overall en een klein infraroodstralertje onder mijn tafel redde ik het. Ik deed het om Poetin dwars te zitten en stuurde geld naar Oekraïne in de hoop dat ze er drones van zouden bouwen.
Maar deze gammele oude man sliep de afgelopen dagen rochelend uit en stookte de verwarming op. Vandaag voor de tweede keer weer gewandeld door het steeds ijler bebladerde bos terwijl ik naar de podcast van de Volkskrant luister waar het gaat over de droevige, zo niet schandelijke stand van de Nederlandse politiek. Dan, weer gebeurt het, en weer begrijp ik niet waarom, in de laatste meter naar het stoplicht waarmee ik de Leusderweg wil oversteken, blijft mijn linkervoet haken, en val ik weer languit over de stoep. Ik rol nog een halve slag door en kruip weer overeind. Mijn handen en mijn heup vingen het op. Ik begreep ineens waarom mensen een heup breken, dit keer is het nog goed gegaan, maar ik zal wel blauw zijn morgenochtend. En weer verbaast me het meest de ongeregistreerde kwart seconde waarin het vallen zich afspeelt. Een kuiltje, een uitstekend randje, een kleine hapering in het automatisme van het lopen. Het fatale gevoel totaal ontregeld te worden, niet te stoppen of te keren, het gebeurt. Was er niet zo’n grapje waar iemand zegt dat het vallen niet erg is maar het neerkomen wel? Ik vind het vallen erger, al is het neerkomen vooral beschamend.