Het object heb ik af. Althans voor de tentoonstelling in Aken op 28 en 29 september. Er zit nu een ophangsysteempje achter, speciaal voor die gelegenheid. Misschien haal ik dat er later wel weer af voor de expositie in Amersfoort één week later op 5 en 6 oktober 2024. Het blijft een intrigerend proces, het maken van zo’n ding. Ik heb een vaag beeld in mijn hoofd en begin. Ik zaag een stuk uit de dode lariksstam en uit dat blok zaag ik een aantal langwerpige taartpunten, van tien centimeter breed en zestig centimeter lang. Veel snijwerk, dus na ruim een week heb ik drie lepels die totaal anders zijn dan ik me had voorgesteld. Als ik ze bij elkaar leg ben ik het oorspronkelijke visioen, of fantasiebeeld, kwijt. Het slaat nergens op. Het duurde lang voor ik begreep dat ik mezelf niet moest proberen te imiteren, ik schreef daar eerder iets over. Na heel lang ontstaat het idee dat het twaalf lepels zullen worden. Ik snijd door. Vier lepels worden groter dan de rest. Ergens ontstaat het idee van de drie kastjes, dus toch weer terug naar dat triptiek. Dan blijken er in de kastjes maar tien lepels te passen. Wat doe ik met de twee overige lepels? Ik maak de kastjes maar de voorstelling van de lepels erin is zo dood als een pier. Dan na lang schuiven ontstaan er drie niet op elkaar lijkende opstellingen. Links en rechts zet ik zonder problemen vast. De vier in het midden zet ik vast, met veel gedoe, koperen strips gezaagd uit gasbuis. En weer deugt het niet. Weer alles los, simpele koperen bevestigingen, en bij dit beeld stikt mijn hoofd van de verbindingen en associaties, zo is het goed. Dan, onderin, ik denk aan relikwieën, dreig ik weer te verzuipen. Tot het blijkt veel abstrakter te kunnen. Stukjes hout, restanten van het hakken en zagen, en twee oude lepels. Klaar. En dan ineens ziet het er (voor mij) uit of het altijd zo had moeten worden. Ik ben blij.
Recente reacties